Over de kunst van het warm blijven en wat een museum daarover vertelt.
Met één voet sta ik al in het winters landschap. Man en kinderen zijn druk bezig de garage een transfer naar de wereld van het macabere te geven. Heksen, spoken en skeletten hangen te bungelen voor het waaiende gat van de open inpandige garage. Daarbij gaat de deur naar de huiskamer keer op keer open om nog meer Halloween attracties uit dozen tevoorschijn te halen en heeft het geen zin meer de verwarming nog aan te zetten. Het is koud en de regen slaat tegen de ramen.
Als ik er niet paal en perk aan stel wordt dit huis in de winter een Overlook hotel uit The Shining dat siddert van ingesneeuwde horror. F. voelt de kou niet eens; hij is ongevoelig .. Aan het thuisfront opent hij elke dag alle ramen voor frisse lucht. Zodra hij weg is sluit ik ze weer. Een slimme thermostaat met afstandsbediening leek eerst nog een mooie vinding, maar terwijl hij op zijn werk stiekem de thermostaat omlaag tikt via de app, draai ik thuis de knop weer omhoog. Het is gewoon een stille strijd, gevoerd in graden.
Altijd koud. Handen. Voeten. Gelukkig heb ik de nodige warmtebronnen in huis. Naast mijn in dikke sokken gestoken voeten staat een elektrisch kachteltje. Een rubberen warmtekruik heeft afgedaan sinds er uit zo’n ding een grote straal kokend water over me heen kwam. Sindsdien is de elekrische deken een uitkomst. Een cooker tovert in een oogwenk een mok dampende chocolademelk tevoorschijn, terwijl de magnetron een glühwein serveert die naar kruidnagel geurt.
Terwijl ik door het Kunst- en Verzamelhuis loop bedenk ik me dat al deze dingen er zo’n honderd jaar geleden niet waren.; Mensen zaten dicht op elkaar in één kamer, waar een steenkolen- of petroleumkachel z’n best deed om de kou buiten te houden. Gehuld in wol, want thermokleding was er nog niet.”
Toch is het verrassend te zien hoe vindingrijk men vroeger was; in plaats van een kruik beschermde een kat of hond op bed je tegen de kou. En een slimme manier om om koude voeten tegen te gaan was een houten voetstoof: in het Kunst-en Verzamelhuis zien we een mooi exemplaar waarin hete kooltjes werden gelegd om benen en voeten te verwarmen. Vloerverwarming bestond nog niet, dus kroop je gewoon met z’n allen in hetzelfde bed. Niemand die klaagde over ruimtegebrek.
En laat ik eerlijk zijn: vroeger zat je niet in je eentje in een kamertje te tikken over kou. Nee, je was in beweging — hout halen, kolen scheppen, water koken, beddenpannen vullen. Warm blijven was een dagtaak, geen app of draaischijfje op de muur.”
Dit in gedachten besluit ik met de hond een eind te gaan wandelen. Vindingrijkheid is tenslotte ook gewoon een ommetje maken als je het koud hebt. Dan kom je thuis met tintelende vingers en drink je een beker Glühwein — stiekem nog steeds lekker, ook al is het in februari. De lente staat dan bijna voor de deur van het museum en sluipt naar binnen tussen lentejurken en bloemenservies. Tijd voor de voorjaarsschoonmaak met wasteil, wasbord en een zinken emmer. Tot die tijd kijken we liefdevol naar houten stoven en petroleumkachels en fluisteren: “Jullie hadden het zwaarder.”